Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zette het nog een keer op een rij in zijn brief waarin hij het Programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt ontvouwt: “Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond zijn vaker werkloos, zijn oververtegenwoordigd in de bijstand en hebben een lager inkomen.” [1] Daarbij komt dat de slagingspercentages van het inburgeringsexamen al jaren geen rooskleurig beeld laten zien. De Algemene Rekenkamer publiceerde in 2017 een rapport waaruit bleek dat in 2016 slechts 33 procent van de inburgeraars binnen de gestelde termijn van 3 jaar zijn of haar inburgeringsexamen had gehaald. Uit datzelfde rapport bleek dat 98 procent het taalniveau A2 haalt en slecht een kleine 2 procent een hoger taalniveau heeft bereikt.[2] Kortom, de huidige manier van inburgering levert niet de resultaten op waarop was gerekend.
Intussen heeft WSD, als werkbedrijf van 10 gemeenten, in 2016 en 2017 volop geëxperimenteerd met pilots waarbinnen WSD ruim 150 vergunninghouders heeft mogen begeleiden in stappen richting werk en participatie. De reden dat WSD dit doet, heeft te maken met haar missie: “Het matchen, inzetten en ontwikkelen van zoveel mogelijk mensen, die behoren tot de Participatiewet. WSD maakt dit gemakkelijk en aantrekkelijk voor gemeenten en werkgevers. Samen creëren wij duurzame kansen en werk”.[3]
De ervaring heeft daarbij geleerd dat de invulling van de week van vergunninghouders wordt gedomineerd door een veelvoud aan partijen. Zo kan het voorkomen dat een vergunninghouder op het ene moment naar de taalles moet, dan naar een traject in het kader van werk al dan niet gecombineerd met (vrijwilligers)werk, dan naar een bijeenkomst in het kader van de Participatieverklaring en op een ander moment naar een spreekuur om zich juridisch of administratief te laten bijstaan. Al die afspraken zijn met andere partijen, op diverse locaties en als de vergunninghouder geluk heeft, niet op hetzelfde tijdstip. De verschillende onderdelen (inclusief de daarmee gepaard gaande wensen en eisen van de verschillende partijen) zijn nauwelijks meer op elkaar af te stemmen en dit heeft directe negatieve gevolgen op de participatie van de vergunninghouder in de Nederlandse samenleving. De vergunninghouder ziet als het ware door de bomen het bos niet meer. Ik weet dat in principe de vergunninghouder verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen inburgeringstraject, maar de praktijk blijkt een stuk weerbarstiger. Het rapport van de Algemene Rekenkamer laat in haar conclusies zien dat de invulling van die eigen verantwoordelijkheid vaak te hoog gegrepen is. “Beperkingen in de informatievoorziening over de rechten en plichten van inburgering en in de transparantie op de cursusmarkt, randvoorwaarden voor inburgeraars om hun eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen, belemmeren inburgeraars om een passend traject te kiezen,” aldus het rapport.[4] Deze redenen waren voor WSD aanleiding om op zoek te gaan naar een nieuwe aanpak.
Pilot inburgering
Wat doe je als organisatie vervolgens met al deze kennis? In de afgelopen jaren zijn daarover diverse rapporten gepubliceerd over wat wel en wat niet werkt.[5] Daaruit vloeit de keuze voort voor een duaal traject en de wens om samen te werken met andere partijen.[6] Werk en taal staan centraal en de vergunninghouder dient alles onder één dak te vinden. WSD is de centrale aanbieder, maar dat wil niet zeggen dat WSD alles zelf aanbiedt. We werken samen met andere partijen, zoals met de lokale organisaties Vluchtelingenwerk en taalaanbieders.
Voordat we aan de slag zijn gegaan, ontbrak vervolgens nog één schakel: de vergunninghouders zelf. We hebben hen uitdrukkelijk bij de ontwikkeling van het inburgeringsprogramma betrokken. Uit de gesprekken die ik (in mijn loopbaan) heb gevoerd met vergunninghouders blijkt: “Laat ons doen! Geen maanden wachten, want dan gaan we te veel in ons hoofd zitten”. DOEN dus … En daar zijn we, samen met vergunninghouders, mee aan de slag gegaan.
Voor wie is het programma? Voor het bepalen van de doelgroep kan worden teruggegrepen op het WRR rapport ‘Geen tijd verliezen’.[7] In dit rapport worden vier profielen geschetst. Het inburgeringsprogramma van WSD richt zich met name op profiel 3. Dit is de grote groep vergunninghouders met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Om diverse redenen is directe matching naar werk niet mogelijk en is daardoor begeleiding richting werk noodzakelijk.[8]
Laat ik in één ding heel helder zijn. De deelnemers die gaan inburgeren bij WSD krijgen de garantie dat ze gaan voldoen aan hun inburgeringsverplichting. Dat neemt niet weg dat in een pilot ruimte is om uit te vinden wat werkt en wat niet werkt. WSD is eigendom van tien gemeenten. Ik verwacht dat er daardoor ook lokale verschillen in het programma gaan komen. Het programma Inburgeren met WSD: Werk & Taal bevat in de basis een aantal kenmerkende elementen. Deze leg ik in de volgende paragrafen uit.
Taal-Doen
In de afgelopen jaren heb ik vaker van statushouders gehoord dat ons taalonderwijs zo ingewikkeld voor hen is. In de klas zitten en luisteren naar de taaldocent kan een hele opgave voor iemand zijn. Ik heb mij afgevraagd of er, naast de cognitieve manier van het leren van een taal, een andere manier van taal leren mogelijk is. Dat antwoord vond ik in een stuk van Christa Nieuwboer. Zij omschrijft het translinguaal proces. Nieuwboer omschrijft dit proces als volgt: “Je gebruikt al je communicatievaardigheden (‘handen en voeten’) om jezelf uit te drukken. Er zijn vormen van taalonderwijs die zich richten op die functie. Zij ‘doen taal’. Taal is communicatie en inburgering is veel meer dan taal.”[9]
Ik heb Christa Nieuwboer gebeld en zij was bereid om voor ons een tweetal workshops te verzorgen over het doen van taal. Aansluitend heeft Werkvloer Taal uit Helmond ons in praktische workshops ideeën laten zien van de concrete inrichting van de taallessen. Daarna hebben we een taalprogramma ontwikkeld in samenwerking met het Koning Willem I college te ’s-Hertogenbosch. Dit NT2 onderwijs heeft als invalshoek directe toepassing in de (werk)praktijk en hebben we de naam ‘Taal-Doen’ meegegeven, omdat de deelnemer de taal leert door te doen en niet uit een lesboek (waarbij de methode Taal Compleet nog wel als leidraad dient voor de docent). De deelnemer leert om te communiceren in het dagelijks leven (algemeen toepasbaar Nederlands) en vaktaal. Het leren is individueel en maatwerk. De ervaringen en het gebruik van de taal staan centraal.
Taal-Doen en de taalstage
WSD heeft het uitgangspunt dat ‘werken, tenzij …’ een betere invulling van het inburgerproces is. Dit uitgangspunt wordt ook gedragen door het overgrote deel van de vergunninghouders die ik in mijn loopbaan heb gesproken. Zij maken daar wel kanttekeningen bij: tijdens het werk dient de taal geleerd te kunnen worden. Dit sluit ook aan bij ons idee over taal doen.
Het voordeel van WSD is dat er een infrastructuur is waardoor we prima in staat zijn om vergunninghouders een taalstage te bieden. We hebben de functie van taalbuddy gecreëerd voor onze eigen medewerkers. Het is gelukt om binnen deze groep medewerkers een aantal enthousiaste mensen te vinden die het leuk vinden om tijdens hun werk een deelnemer de werktaal te leren en bijvoorbeeld het leren communiceren met collega’s. De WSD Academie heeft de training voor de taalbuddy’s ontwikkeld. Deze training is onder andere gericht op het leren communiceren met iemand die de Nederlandse taal nog niet spreekt en op de culturele verschillen. De taalbuddy wordt begeleid door de taalcoach, een gediplomeerde NT2 docent. Van de taalcoach krijgt de taalbuddy wekelijks door WSD (Dorette Kipperman) ontwikkelde taalkaarten met praktische opdrachten, zodat de taalbuddy weet wat die week aan de orde dient te komen. De statushouder leert op die manier de Nederlandse taal op de werkvloer, naast de taallessen op basis van ‘Taal-Doen’. De statushouder heeft geen productiedoelstelling, want is er om samen met zijn of haar buddy de Nederlandse (werk)taal te leren.
Van taalstage naar werk
In het inburgeringsprogramma is niet alleen het behalen van het inburgeringsdiploma het doel, maar ook het verkrijgen van werk. Het is niet de bedoeling dat WSD haar bedrijven gaat ‘vullen’ met vergunninghouders. Om maar eens een vaker gehoord vooroordeel van stal te halen. Door de deelnemers als het ware onder te dompelen in de Nederlandse taal is de verwachting dat de vooruitgang op taalgebied goed zal gaan. Echter ook binnen de groep vergunninghouders zullen mensen zitten die tot de doelgroep van een sw-bedrijf zouden behoren. Deze mensen zijn van uiteraard harte welkom bij WSD.
Er zullen deelnemers zijn die WSD tijdelijk als opstap kunnen gebruiken. Tot slot zijn er mensen die prima terecht kunnen op de reguliere arbeidsmarkt. Dan begeleidt WSD hen heel graag naar die reguliere baan. Na zes maanden is het doel om op basis van een gedefinieerd niveau deelnemers werk te verschaffen; regulier of met loonkostensubsidie. Dat zal per individu verschillen.
Ik krijg ook regelmatig de vraag: kunnen deelnemers ook een opleiding volgen? Ik ga uit van de doelgroep zoals ik eerder heb geformuleerd. We werken momenteel hard om de samenwerking met het vakonderwijs te realiseren, zodat deelnemers naar dit onderwijs kunnen doorstromen of deelcertificaten kunnen halen.
We zijn gestart!
Na maanden van voorbereidingen is het tijd om in de praktijk te gaan zien hoe het programma werkt. In deze pilot onderzoeken we wat de effecten zijn. We kunnen dan ook kijken naar wat werkt en wat aanpassing verdient. Op 3 mei 2018 zijn we in de gemeente Meierijstad gestart met de eerste pilotgroep. Voor vergunninghouders van deze gemeente hebben we in Schijndel een locatie waar alles zo veel mogelijk onder één dak plaatsvindt of heel dicht in de buurt. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om de gemeente Meierijstad zeer hartelijk te danken voor het feit dat zij met veel inzet deze pilot mede mogelijk hebben gemaakt!
In het tweede deel van de serie over Inburgeren met WSD: Werk & Taal kunt u lezen over het onderdeel ONA. Uiteraard ga ik u op andere momenten op de hoogte houden van het verloop van dit inburgeringsprogramma. WSD zal u ook nog informeren over de aansluiting met het vakonderwijs.
[1] Minister Koolmees, brief Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt: de economie heeft iedereen nodig!, p.1, 30 maart 2018.
[2] Algemene Rekenkamer, rapport Inburgering: Eerste resultaten van de Wet Inburgering 2013, p. 58, Den Haag januari 2017.
[3] http://www.wsd-groep.nl/fileadmin/media-archive/wsd-groep/nieuwsbrieven/2017/staf_en_kader/placemat_strategische_agenda_2017.png
[4] Algemene Rekenkamer, rapport Inburgering: Eerste resultaten van de Wet Inburgering 2013, p. 58, Den Haag januari 2017.
[5] Denk bijvoorbeeld aan de rapporten van de WRR, de Algemene Rekenkamer, KIS etc. etc.
[6] WRR-Policy brief 4, Geen tijd verliezen, p. 40-42 , december 2015.
[7] WRR-Policy brief 4, Geen tijd verliezen, p. 32-36, december 2015. Zie ook Divosa, Regioplan “screening en matching vergunninghouders” Arbeidsregio Noord Oost Brabant, p. 16, 29 maart 2017.
[8] Divosa, Regioplan “screening en matching vergunninghouders” Arbeidsregio Noord Oost Brabant, p. 16, 29 maart 2017.
[9] Christa Nieuwboer, Helpt een hogere taaleis bij inburgering?, LinkedIn 1 november 2017.